De bomen –
ze steken knokige winterhanden
uit de grond, grijpen naar elkaar,
tekenen met de fijnschrijver van het lage licht
hun handafdruk op de sleetse dijken,
reiken naar het blauw met gerafelde vingers,
reiken naar het licht.

De bomen –
ze bewaren in de kom van een hand
de wildgroei van een nest,
laten aan de wolken zien
waar de vogels wonen,
en wachten tot de lente komt,
wachten, een winter lang –
de bomen,
de stilstaande bomen.

En de vogels,
de bewegelijke, luchtdansende, lichtvleugelige vogels?

Nog even en ze komen.
Van heinde en ver.

Ze komen.

© Liesbeth Goedbloed

Foto: De oeverlanden, Anita Van Ree Schippers.

Comments are closed.