Bram Roza Festival 2018

Dichter van de Hoeksche Waard 2021-heden

Rick Jan is naast zijn werk actief als dichter, schilder en etser. Ook is hij kerkorganist in de PKN-kerk te Numansdorp en Willemstad. De combinatie van gedichten, muziek en schilderkunst voegt aan de beleving van zijn gedichten een extra dimensie toe.
In de komende periode wil de nieuwe Dichter van de Hoeksche Waard zich laten inspireren door de actualiteit van het eiland. Ook schuwt hij niet om op uitnodiging van instellingen en bij bijzondere gebeurtenissen van zich te laten horen. De Hoeksche Waard heeft opnieuw een boeiende persoonlijkheid die een bijdrage wil leveren om poëzie onder een breed publiek bekend te maken.

Gedichten trokken in een stoet voorbij
en echoën hun allerlaatste licht
ze toverden een lach op uw gezicht
en soms zei iemand, dit is niks voor mij
maar zwart of wit, hoe het ook zij

U keek mij in de geest, we liepen samen op
ik trachtte u met woorden aan te raken
gedachten in gedichten doen ontwaken
Er stierven vele spinsels in de knop
daar waar ‘k het allerdiepste diep verstop

De dichterstijd werd langzaam volgeschreven
Zigeunerdrang te willen scheiden
maar wat tot stand kwam door ons beiden
is daarbij overeind gebleven
wij zaten in elkaar verweven

Rick Jan Hitzerd©

Oma’s sterven niet

Verglijden noodgedwongen wel uit je bestaan
Waardoor het voelt dat je alleen moet gaan
in eenzaam missen en verdriet
op weg naar Eeuwigheid, hier ver vandaan

Oma’s sterven niet

Je ruikt ze in de geur van chocola
En hoort ze in de melodie van ‘t Psalmenlied
De vers geklopte slagroom op de blanke vla
In liefde die je aan je eigen kinderen biedt

Oma’s sterven niet

Ook als je zelf heel oud wordt en der dagen zat
Je in een stille kamer tranen giet
Al loopt de weg zo dood als wat
en je wellicht geen uitkomst ziet

Oma’s sterven niet

Ze neuriën het liedje van hun jeugd
Jij zingt het voor je kinderen of een vriend
Het buigt uiteindelijk treurnis om naar vreugd
De liefde die niet heerst alleen maar dient

Want Oma’s sterven niet

 

Rick Jan Hitzerd©

Hun wiekenkruis als vierkant in het rond
“De Hoop” en zijn geroemde eilandbroer
Ze wuiven naar elkaar in grand amour
Vanuit Maasdam naar Sint Antonie poldergrond

In plicht vermalen ze al eeuwenlang het leed
Versneden luchten, wolken, dulden vogels op hun roeden
Door wentelende tijden en ze konden slechts vermoeden
Hoe molenaar tot molenaar in Waardse tijd vergleed

Ze vraten hete zon en dronken lijdzaam van de regen
De windverwachting als een toekomst, uur na uur
Hun arbeid thans verworden tot een parel der cultuur
Techniek en de vooruitgang werden iedereen een zegen …

Toch, af en toe, dan kraakt het oude hout, nochtans
Dan knarst het tandwiel en de vang sluit beide ogen
In al hun glorie suizen dan de wieken, opgetogen
En noden molens passievol hun windevrind ten dans

 

Rick Jan Hitzerd©

De zon ging onder in een ongekende rouw
Waar woorden enkel tranen zijn
en vreugde werd vermoord door diepe pijn
daar greep de dood met onverbiddelijke klauw

De polder laat haar zachte requiem vrij
En vragen zonder antwoord wellen op
Het ongeboren kind sterft in de knop
De ouders volgen in de dood, langszij

De laatste zomer voor wie ons verliet
in oorsprong aller dingen en hun eind
Het leven dat bij vingerknip verdwijnt
Het vieren wordt herdenken in verdriet

In ‘t wijkend licht lijkt alles donkergrijs
En zwijgend kijk je nu elkander aan
En denk je aan de zin van het bestaan
of blijde kinderstemmen op het ijs

 

Rick Jan Hitzerd©

Als aardewerk gebroken polderland
Heb ik in jouw gruzelementen, verborgen
Eenmaal uit handen gevallen, bleek liefde
te jong voor een zomer

Een draaiwind drukte neus en lippen
De tarwe-akker zucht lege weken van wittebrood
Geoogste vrees van wie men was
en wie men werd

Nieuw te zaaien rust op een getijdenstoppel
In wimperhaartjes op vaarwelpapier
Het tussenspel van luwte en behouden begeerte
Ruimte voor de verte

 

Rick Jan Hitzerd©

Gezaaid onder leigrijze kerkzerken
Familiewapens met Franse slagen afgehakt
Weerspiegeling in even staan op schouders van het voorgeslacht
Oude wortels

Het Godshuis, oudtijds anker in thans verpopte kern
Windstille ezelsoren aan hoeken der Psalmen Davids
Mijn vluchtroute, bestemming polderlicht
Tranen uit een bijkans toegetrokken hemel

Het hoofd slechts bij de weg en bij het stuur
Dansende de tango van zwarte kousen in witte schoenen
Hunkering naar blote voeten
Eindeloos

 

Rick Jan Hitzerd©

In Amsterdam, nabij de Westergasfabriek
Zag ik mijn lief voor ‘t eerst, zij gaf mij een klein doosje
Gefabriceerd uit blik, het staat hier nu een poosje
Het is al oud, zeg maar gerust antiek

Naar wat er in gezeten heeft, kan ik alleen maar gissen
Ik vul het zelf met lieve woorden die ze schrijft
De balsemende zinnen die zij over wonden wrijft
om stil verdriet en pijnen uit te wissen

En als het even donker wordt, onzeker en alleen
Wek ik gedachten die daar in dat blikje rusten
Intens verlangen en hoe wij elkander kusten
Haar hete zon mijn duisternis bescheen

Als ik in huis zo’n heel klein briefje vind
Haar hymne op het feestje van de liefde
Het zwaard der letters dat de twijfel kliefde
Leg ik het in dat kluisje, dat ons als twee verbindt

Een hartversterker en het steuntje in de rug
Tussen haar links, mijn rechts, een wiebelende brug

 

Rick Jan Hitzerd©

De Meiwind fluistert door het hart van Strien
Zingt zachtjes over hen die niet meer zijn
Van Coevorden, Kleinkramer, Zwarenstein.
Slechts struikelstenen zijn er nog te zien

Waar eens de sjabbeskaarsen zijn ontstoken
Gevlochten challebrood op tafel lag
De zegenspreuk weerklonk in diep ontzag
Ligt nu een Davidster, de punt gebroken

De mens leert niets van zijn geschiedenis
En oorlog zal er alle dagen blijven
Hoeveel gedichten ik ook nog zal schrijven
En u mij zegt dat ik mij zeer vergis

De Meiwind fluistert door het hart van Strien
Zingt over het gemis en diepe pijn
Van Coevorden, Kleinkramer, Zwarenstein
Sindsdien …

 

Rick Jan Hitzerd©

Twee oude beuken hebben hen zien gaan
De zondaar, zwarte kousen, hoge hoed
Lucht op en treur niet, met een blij gemoed

De leeuw van Juda, Goede-vrijdag haan

De weduwnaar die zoveel moest doorstaan

De rollen King, oranje hoestbonbon
Verveeld de latjes tellen van het kerkplafond

Een jongen, dankend voor zijn vaste baan

En wie het onder dwang moest ondergaan

Zat naast die er zijn kracht uit putten kon
Het woord van God, zijn diepe levensbron

De ander zou het liefste overslaan

De een zong er de bas, de tweede de sopraan

En af en toe klonk een gekras van kraaien
De organist probeerde te verfraaien

Een vaste waarde in het Christelijk bestaan

Al doet dit Godshuis niet bijzonder aan

Haar pad werd sedert honderd jaar betreden
En zijn wij allen na een tijdje overleden
Zullen de bomen en de kerk hier nog wel staan?

 

Rick Jan Hitzerd©

Zo aan het eind van ‘t overleven
Hij had de dagen volgeteld
en niet meer langer uitgesteld
was het een kwestie van vergeven
die hem te na kwam, had gekweld,

bij wie hij zeer had overdreven,
in wie hij was teleurgesteld,
die hem een leven lang bekneld
of aangelijnd had opgedreven,
zijn passie tergend afgepeld.

Hij was zo graag nog wat gebleven
om vrouw, hun kinderen, zijn geld
Maar nu de dood kwam toegesneld
en hij de hoop had opgegeven,
bleef absolutie onvermeld.

Ruimde zo sprakeloos het veld
het ego dat hem had verheven

 

Rick Jan Hitzerd©

In het vijandig duister van die Februari nacht
Staan wind en water ieder naar het leven
En radeloos en angstig en met beven
wordt er gebeden, luid en zacht

Met eb is het nog vloed, het erge moet nog komen
De opmaat naar een ramp, de wisseling van getij
De dijken weggevaagd, de zee in razernij
Het vee verdrinkt, in ‘t water drijven bomen

De wind grist pannen van het dak
Duwt muren om, doet balken breken
En in verbijstering heeft men slechts aangekeken
Geen afscheid durven spreken daar de moed ontbrak

Verstilling als je op die Korte Boomweg staat
Gedachten aan die ‘t leven moesten laten
aan hoe ze hier in doodsnood op hun zolders zaten
en aan een kinderjasje in het prikkeldraad

 

Rick Jan Hitzerd©

Waggelend achter zware Jacobs-shag
Struinen, plastic tas
Veren, losgeraakte dobbers tussen keikieren
Koeienvlaai ontwijkend, rubberlaarsjes

Wortels, van wieg tot karaf

Terugweg langs café de Ton
Jij “weet-ik-wat”
Ik het zwarte smoelwerk, trekdrop
Rode vingers, paprika-chips

Veel te laat, achter op de fiets
Grijp met mijn knuistjes jouw lederen jas
Weet wat komen gaat

Nu
kom ik niet meer tussenbeide
Verlangen te laten wat hardnekkig was
Nooit meer elders te worden

Rest eeuwige rijdans rond het laagland
kolking in Spui, Oude Maas en Dordtse Kil
Draaislag van het Haringvliet, het schuim langs Hollands Diep
een trechter in het Vuile Gat

En de geur van jouw lederen jas.

 

Rick Jan Hitzerd©

‘k lag gisternacht voor pampus met de hond
Haar warme lijf gestreken langs het mijn
Een kameraad die vrindschap nimmer schond
Hoe anders kan dat bij de mensen zijn
Als daden haaks staan op de woorden uit de mond

De tweezaamheid van mens en dier
in onvoorwaardelijke trouw
is voor ons twee toch de manier
geen klok, agenda of een snauw
geen advocaat of formulier

Op tijd is voor jou slechts een plas
Je leeft je leven bij de dag
je draait je keutel in het gras
als je maar vrolijk jagen mag
en ’t heerlijk brokje in mijn jas
 

Rick Jan Hitzerd©

Twee nieuwe haring, de derde laat je liggen voor de middag
De eerste middag van de zomer
Die na jouw plotselinge dood, die na jouw dood
Die na jouw dood, niet blijkt te zijn

Je ligt in je laatste hoogzit onder het raam, in een voor mij vreemde vrede
Ik durf te kijken en hoor mezelf zeggen dat
wat ik me zo voorgenomen had niet! te zeggen
Dat het lijkt of je slaapt

Mijn ogen branden op je borst en ik beeld me ademhaling in
’s Avonds kijk ik vanuit mijn woonkamer over de dijk
Het schrijven van rouwkaarten

Ik zie je vrouw en je zoon de kamer doorkruisen
Nog iets tegen je zeggen, je nog aanraken, kussen?

Ik denk aan momenten dat we zo samen, samen waren
Jij me leerde
Jagen, palingroken, de polder in de mist-vroege ochtend, een eendje in de pan

Dat we dan bij dat oude fruittelers-orgel in je schuur
Zo samen zongen van dat hijgende hert dat de jacht wel mocht ontkomen

De volgende morgen ben ik nog een keer naar je keurig aangeharkte graf geweest

Je bent vertrokken naar mijn binnenste

 

Rick Jan Hitzerd©

Door elke liefde die je had
Al is ze zo ver weggeëbd
dat je slechts vaag memoires hebt
aan kusjes op het achterpad

Werd onervaren, schande-wijs
De vallen waar je in bleef trappen
veel valt er ook niet aan te snappen
die wissels op je levensreis

Het liefdesvuur is levenslicht
om dat niet uit te laten doven
wil ik mijn ergernissen kloven
en alles wat ons hart ontwricht

Ja dat voor altijd te verbranden
Mag zien dat je hetzelfde doet
Onzekerheid en angst voorbij

Dan kijk ik op met lege handen
Vertrouwende in overvloed
de toekomst in het jou en mij

Rick Jan Hitzerd©

Hij zat hier in zijn tienertijd, een doodsangst uit te staan
Met een bezwete rug, de schrik, een fout te zullen maken
Een schietgebed, het Amen aan te raken
En tussendoor de stress van partituren om te slaan

In speelroutine door de jaren greep het hem nog aan
Als twee verliefden in de kerk oprecht het ja-woord gaven
Gedachte die hij in zijn jeugd al jaren had begraven
Gelukkig wisten zij nog niet hetgeen hij had doorstaan

Bij predikanten trachtte hij een straatje om te gaan
Een liturgie op orgeltrap, dat was voor hem genoeg
Vanuit zijn hart vertolkte hij hetgeen waar men om vroeg
En na de dienst dan kraaide zacht zijn diepe Petrus-haan

De doopdienst van een zuigeling, het liefste overslaan
Hij zag zijn kinderen, af en toe, planmatig in de week
En brak de psalm de hals, zo ook de preek
De dag dat hij daar zelf stond was al lang teloor gegaan

Het orgel speelde hemel, soms zo ver bij hem vandaan
De kerkdeur in het slot en dan die lege straat
Althans, dat denk je soms … wanneer je daar zo staat
De niet te vreten resonance van het bestaan

Rick Jan Hitzerd©

Nacht waarin je na uitzwaaien
de keuken binnenloopt en bij het zien van de ravage
toegeeft aan een laatste borrel in de tuin

Het gezicht strakgespannen van zon, vuurkorf en withete liefde
De dag stukgeslagen in een hoofdpijn van vliegveldwiskey

Schroeiend haar op herenkuit
De koersfiets gevallen tegen de schuur
Het vreemd voldane gevoel van Zomer

Zoek me in deze nacht, kom in mijn gedachten
zo dicht als je kunt, bij me zitten, naast me liggen

Hormonenkermis
passie aan het einde van het licht
Tegen de nacht bestand, openend in heerlijkheid

Rick Jan Hitzerd©

Nacht waarin je na uitzwaaien
de keuken binnenloopt en bij het zien van de ravage
toegeeft aan een laatste borrel in de tuin

Het gezicht strakgespannen van zon, vuurkorf en withete liefde
De dag stukgeslagen in een hoofdpijn van vliegveldwiskey

Schroeiend haar op herenkuit
De koersfiets gevallen tegen de schuur
Het vreemd voldane gevoel van Zomer

Zoek me in deze nacht, kom in mijn gedachten
zo dicht als je kunt, bij me zitten, naast me liggen

Hormonenkermis
passie aan het einde van het licht
Tegen de nacht bestand, openend in heerlijkheid

Rick Jan Hitzerd©

Abraham Rood
Oud Beijerland 28 November 1894 – Auschwitz 30 September 1942

Ik ben zo terug …

Die hele dag liep hij als uitverkoren, doodverloren.
En ’s nachts heeft hij misschien zijn vrouw nog eenmaal aangeraakt.
Bij ochtendgloren voor het laatst als paar ontwaakt
en in de slagerswoning is sindsdien niets meer te horen.

Zij die de Jodenspot en hoon verdroegen
op ‘t Christelijke eiland, in die barre tijd,
en toen door Duitse hand de weg insloegen
die tot hun aller einde heeft geleid.

Ze raakten in dat ochtenduur hun hele leven kwijt.
De dijk stond vol, een ieder was gekomen.
‘t Gezin van Bram verloor de toekomst en de dromen.
Gedoofde Davidsterren in het mysterie van de tijd.

In de wagon verstomde zacht de stem van slager Rood.
Direkt na aankomst in het kamp vernietigend vergast.
Oud-Beijerlandse sleutelbos in een museumkast.
Ik ben zo terug… Nu is het stil, geen mens die redding bood.

En in die Mei-minuten van vandaag
voel ik verloren Jiddisjkeit, gemis.
Ik terg mezelf met steeds dezelfde vraag.
Een vraag waarop, in eeuwigheid, geen antwoord is.

 

Rick Jan Hitzerd©

Laat warme wind ‘t gezaaide strelen
Hergeef mijn akker groen gezicht
Verguld in ‘t zachte lentelicht
zodat mijn winterwonden helen

Bloei in mijn blik, mijn mond, mijn woorden
Groei in mijn zijn, in wat ik ben
Rijp in de vruchten van mijn pen
Beplant mijn diepst verborgen oorden

In dat verlangen wil ik dromen
Het nieuw seizoen mij toebedeeld
Mijn hart verdrinkt in een nieuw lied

Van fris gazon en volle bomen
Mijn zoon stapt buiten, roept verveeld
Zeg pap, de WIFI doet het niet

 

Rick Jan Hitzerd©

Onder het oordeel van de wolken draag jij de schemeraar, middagvluchter en de nachtdieren.
Golven breken tegen je fundament in oxidatiegroen, verbinder onder grijze lucht.
Je arm bijtijds omhoog om niet geraakt te worden door de masten.
Witte windreuzen langs je strak afgetrainde taille, je rood-wit gestreepte Beaufort-bazuinen, waterpas.
Het Hollands Diep glippend door jouw peilervingers in het Haringvliet.
Bazalt-zwarte burgervaders van weleer in innige omhelzing.
Op jouw tijd wordt alles stil gezet.
Stilgezet.
De talloze lichamen van hen die op jou hun dood vonden.
De dood die in de mist op het onvermijdelijke stond te wachten.
Mijn brug naar liefde en verleden liefde.
Naar kerk en kroeg, naar zee, Paris, d’Anvers en het stadje aan de Zoom.
Zo anders dan je noorden-vriend, de tunnel-trechter van de dagelijkse arbeidspolonaise.
Mijn toevluchtslijn naar overige bestemmingen op Gandalf, Oliva en Blauwe schuit.
En zeilende hoor ik het kloppen van jouw asfalthart in driftig geraas.
Dan glimlach ik een ogenblik.
Ontsnapt aan het moeten.

 

Rick Jan Hitzerd©

Glimlachend wakker, kakelende kinderstemmen
Rolgordijn omhoog, trilling tot de tenen
Één nacht, mijn polderwereld onder de deken van jeugdwinters

Steenkoud slaapkamertje, wollen deken als een plank
In blauw-badstof pyjama, geklommen op het bureautje
Vingernageltjes krassend langs de ijsbebloemde ruit

Muffe zolder op, de schaatsen
Roestige botte Friese doorlopers, drukken de pret niet
Gebroken veters hopeloos aan elkaar geknoopt

Wantjes aan een touwtje door mijn mouwen
Goedbedoelde gebreide rode kriebel-muts met dito kriebel-sokken
Stiekem likken aan lange ijspegels, dakgootdolken

Rammelende kwartjes, roze koek, trekdrop, schuimblok en choco
Rode oren, het zoute snot in je stijfbevroren sjaaltje
Geroezemoes, snikhete kantine, punchgeur, zware shag en erwtensoep

De taal van rode kachelstriemen op je billen
Laatste rondje in het donker, accordeonklanken verstommen in krakend twijfel-ijs
Schaatspunt in een scheur en op je platte

Veel te laat thuis maar moeder is niet boos
Strompelend op zeiknatte sokken de woonkamer in
Dampend voor de gaskachel, nog eens kind te zijn

 

Rick Jan Hitzerd©

Als op een dinsdag in dit leigrijs krochtig leven
De wanhoop naarstig mijn wat wankele kuiten tart.
Het Oudjaarslied omfloerst in streng verstikkend zwart
Gelukkig is dit niet heel lang gebleven

Mijn tred, veel lichter dan ik ooit had durven dromen, alwaar geen zwarte pakken zijn
Geen hoge hoed of kraaienkners
Noch dissonant of klaagelijk rouwend vers
Een komend jaar waar het Jouw zal zegevieren in het Mijn.

Jij wakkert mij met liefde aan, mijn boei en ankerlicht
Jij immers kent mijn zijn, mijn leeuwen en mijn beren
De twijfel zal in het vlammen van jouw geest tot as verteren
Het duwtje in de rug, het boek van droefenissen dicht

Dus heffen wij in vlucht de groezelige glazen en treurig is dat dikwijls niet
De naam van wat er klotst van secundair belang
Het promillage zorgt voor frisgebloemd behang
Het eiland-dichterschap in het verschiet

Het komend jaar zal beter zijn misschien
Al zit dat niet in hele grote dingen
Van tijd tot tijd, je ziel uitwringen
In wat nog komt maar wat je niet kunt zien

Het woelen in de aarde en naar sterren willen reiken
De morgen die in alles past, een nieuw begin
Ik loop verrukt de ogen van mijn lezers in
Mijn woeste zee omringd door dichters-dijken

En in de opium van het gesproken woord
Kijk ik je aan en zie in dit gedicht
Jouw beeld ontstaan in Januari-licht
De oproep aan de dichter, kom aan boord!

 

Rick Jan Hitzerd©